meestal centrale littekens - meestal door prenatale besmetting
TOXOPLASMOSE LITTEKEN CENTRAAL IN HET NETVLIES
NETVLIES IS MOOI ORANJE NORMALERWIJZE
TOXOPLASMOSE IS GEVAARLIJK ALS PRENATALE BESMETTING
TOXOPLASMOSE EN OGEN
Toxoplasmose wordt gevreesd door zwangere vrouwen. Deze aandoening kan het leven van de baby in gevaar brengen of tot aangeboren afwijkingen leiden. De aandoening is tegenwoordig zeldzaam, maar preventie blijft noodzakelijk. En op dat vlak heersen er nogal wat misverstanden. Het grootste gevaar komt immers niet, zoals veel mensen geloven, van rechtstreeks contact met katten, maar wel van het eten van besmet vlees.
Bijna alle zwangere vrouwen worden voor toxoplasmose gewaarschuwd. Ieder jaar lopen tussen 1 tot 10 vrouwen op 1000 tijdens de zwangerschap voor het eerst de infectie op. Vooral die nieuwe infecties zijn gevaarlijk voor het ongeboren kind. Vrouwen die de parasiet al lang in zich hebben als ze zwanger worden dragen de infectie meestal niet over op hun baby. Maar als de vrouw kort voor of tijdens de zwangerschap met toxoplasmose besmet geraakt, kan de parasiet gemakkelijker via de bloedstroom in de moederkoek binnendringen. Vandaar kan hij de bloedsomloop van de foetus besmetten en ernstige afwijkingen of zelfs de dood veroorzaken. Vroeger raakten vrij veel mensen al in hun kindertijd besmet. Door de toegenomen hygiëne is dat nu minder het geval met als gevolg dat meer mensen op volwassen leeftijd nog gevoelig zijn voor de infectie.
VERBORGEN INFECTIE
Als een mens besmet raakt, verspreidt de parasiet zich door het hele lichaam Toxoplasmose is bij mensen opgespoord in vruchtwater, in het vocht rond de hersenen en de ruggengraat, in de longblaasjes, in het oogvocht en in de urine.
Bij 90% van de gezonde volwassenen en kinderen veroorzaakt de toxoplasmosebesmetting geen klachten.Ze verloopt meestal onopgemerkt en een behandeling is dan ook niet nodig.
Bij de andere 10% blijven de ziektetekenen beperkt tot opgezwollen lymfeklieren gedurende 4 tot 6 weken van de infectie. In zeldzame gevallen leidt de infectie tot een ontsteking van het hart, de longen, spieren, lever of hersenen, die de behandeld kan worden met aangepaste geneesmiddelen.
Na in de infectie blijft de parasiet meestal voor de rest van het leven aanwezig in het lichaam, als cysten in de hersenen of in het spierweefsel.
Ze veroorzaken bij gezonde mensen geen problemen.
TOXOPLASMA GONDII
EEN PARASIET VAN DE KATACHTIGEN
Toxoplasma gondii is een parasiet die zich uitsluitend in de darm van katachtigen voortplant en ook voornamelijk bij hen leeft. Andere dieren kunnen ook besmet raken. Bij deze dieren nestelt de parasiet zich in het spierweefsel waar hij cysten vormt. Cysten zijn overlevingsvormen van de parasiet. Wanneer het vlees wordt gegeten, kunnen de cysten zich in het lichaam van de consument tot actieve parasieten ontpoppen en zo een nieuwe infectie veroorzaken.
KATTEN, EEN ONRECHTSTREEKS RISICO
Een kat die besmet geraakt, bv doordat ze een besmette muis of vogel heeft opgegeten, scheidt via haar uitwerpselen miljoenen oöcysten uit. Oöcysten zijn een specifieke soort van eiwellen met een dikke wand waarin de parasiet zeer lang kan overleven. Deze eicellen zijn elk slechts een honderdste van een millimeter groot en dus niet te zien met het blote oog. Vooral jonge katten kunnen hoge aantallen oöcysten uitscheiden.
Katten zijn vaak geïnfecteerd met toxoplasmose. Bij een onderzoek van straatkatten in Gent vond men bij 7 op 10 zwerfkatten in het bloed antilichamen tegen de parasiet, het bewijs dat die katten ooit besmet waren. Bij huiskatten ligt het percentage waarschijnlijk lager; volgens sommige onderzoeken rond de 50%. Van de huiskatten zou 2 tot 7% de parasiet uitscheiden. Het is vooral deze groep die een risico betekent voor rechtstreekse besmetting.
Het is nochtans opvallend dat er nauwelijks een verband gevonden wordt tussen de toxoplasmosebesmetting en direct contact met katten. Besmette katten scheiden de oöcysten slechts 2 weken uit, maar die kunnen daarna wel meer dan een jaar in de grond of in water overleven. Daardoor is de kans op besmetting door contact met grond (bv op fruit of groenten) groter dan door een kat te aaien. Kattenuitwerpselen blijven uiteraard een mogelijke rechtstreekse infectiebron.
VLEES, DÉ BRON VAN BESMETTING
De veruit belangrijkste route van besmetting is vlees dat besmet of onvoldoende doorbakken is. Het risico op besmetting is gemiddeld hoger met lams-, geiten – of varkensvlees en wild dan met vlees van rund of gevogelte.
Ook contact met grond is een belangrijke weg van besmetting. De oöcysten kunnen immers lang overleven in grond.
Werken met dieren of vlees (op een boerderij, slagerij of in de keuken), verre reizen en het drinken van ongezuiverd water zijn eveneens risiscofactoren voor een toxoplasmabesmetting.
Het drinken van ongepasteuriseerde melk is afgeraden.
In veel gevallen blijft de bron van een toxoplasma-infectie onbekend.
VERZWAKTE AFWEER
Bij mensen met een verzwakte afweer of onderdrukte afweer, zoals bij kanker, na een transplantatie of bij aids, kunnen de gevolgen van een toxoplasmose bijzonder ernstig zijn. Een fatale aantasting van de hersenen door toxoplasmose is bv een frequente doodsoorzaak bij mensen met aids.
Een oude toxoplasma-infectie kan bij verzwakking van het immuunsysteem ook opnieuw opflakkeren. Ze kan daarbij diverse symptomen veroorzaken die geleidelijk aan verergeren, zoals verwardheid, stemmingswisselingen, bewegingsstoornissen, verstoorde zintuiglijke waarneming, spraakstoornissen en zo meer.
Soms leidt het ook tot koorts en andere lichamelijke klachten. Een tijdige behandeling met anti-parasitaire middelen kan deze symptomen vaak minstens gedeeltelijk terugdringen.
Verzwakte aids-patiënten van wie geweten is dat ze dragen zijn van de parasiet krijgen daarom soms preventief anti-biotica.
Preventie en het vermijden van een eerste infectie is uiteraard ook belangrijk voor iedereen met een verzwakte afweer. Organen bestemd voor transplantatie worden daarom vak ook getest op toxoplasmose. Transfusiebloed wordt niet routinematig getest. De parasiet circuleert immers alleen kort na de infectie gedurende enige tijd in grote hoeveelheden in het bloed. Later verbergt hij zich vooral in de orgaanweefsels. Voor een transfusie aan mensen met een verzwakte afweer ondergaat het bloed soms wel een speciale behandeling die de kans op toxoplasma-overdracht verkleint.
OPSPORING
Wie ooit een toxoplasma-infectie heeft doorgemaakt, is daarna bijna altijd beschermd tegen nieuwe infecties door de aanmaak van antilichamen tegen de parasiet. Men kan wel een tweede keer besmet worden, maar loopt dan (nog) minder kans op ziektesymptomen. De kans dat een zwangere vrouw de parasiet bij een tweede besmetting overdraagt naar de foetus is érg klein.
De aanwezigheid van de antilichamen in het bloed verraadt dat de persoon ooit met de parasiet besmet geraakte. Uit de kenmerken van de antilichamen kan men soms opmaken of de parasiet nog in het lichaam aanwezig is en of de infectie recent of oud is. Ook bij pasgeborenen kan men via de antilichamen nagaan of ze de infectie van hun moeder hebben meegekregen.
Sinds kort kan de parasiet rechtstreeks opgespoord worden met een zeer gevoelige testn die het erfelijk materiaal (DNA) van de parasiet rechtstreeks opspoort. Dat DNA bevindt zich in het bloed als de infectie recent is en de parasiet nog circuleert, maar later ook in andere weefsels waar de parasiet zich genesteld heeft. Door het vruchtwater te testen kan al vroeg in de zwangerschap nagegaan worden of de foetus geïnfecteerd is. Ook bij pasgeborenen is een snelle en accurate diagnose mogelijk via onderzoek van het bloed, hersenvocht of de urine van de baby.
ZWANGERE VROUWEN
In België ligt het aantal besmettingen tijdens de zwangerschap nog relatief hoog in vergelijking met veel Europese landen. Uit tellingen in UZ Gasthuisberg blijkt dat zo’n 65% van de vrouwen aan het begin van de zwangerschap nog geen antistoffen hebben tegen toxoplasmose. In een studie bij Brusselse vrouwen schommelde dit aantal rond de 50%. Dit betekent dat er in ons land een relatief grote groep van vrouwen de infectie dus voor het eerst tijdens een zwangerschap kunnen oplopen.
Naarmate de besmetting later in de zwangerschap plaatsvindt, neemt de kans toe dat de infectie wordt overgedragen naar de foetus, maar wordt het risico op problemen voor de baby kleiner.
OVERDRACHT
Een besmetting van de moeder in het eerste trimester van de zwangerschap wordt in 9 op de 100 gevallen overgedragen naar de baby. Bij een besmetting in het tweede trimester stijgt de kans op overdracht tot 27% en in het derde trimester wordt dit 59% en tijdens de laatste zwangerschapsweken zelfs tot bijna 80%.
GEVOLGEN
De meeste baby’s met een toxoplasma-infectie vertonen bij de geboorte geen zichtbare symptomen. Een aantal ontwikkelt later leermoeilijkheden of problemen met het zicht die soms pas opduiken na het dertigste levensjaar.
Zeldzamer, maar wel ernstiger zijn aangeboren afwijkingen zoals een waterhoofd, te kleine hersenen, blindheid, epilepsie, psychomotorische of mentale achterstand, bloedarmoede en zo meer.
Een aantal baby’s overlijdt voor of kort na de geboorte. Bij een besmetting in het eerste trimester daalt het onder 2%. Bij een besmetting in het derde trimester is het nagenoeg verdwenen.
Een zéér vroege besmetting van de vrucht leidt vaak tot een spontane abortus
BEHANDELING
De behandeling van een toxoplasmose tijdens de zwangerschap is vrij complex. Wanneer men de infectie vaststelt bij een vrouw die voor de zwangerschap nog geen antilichamen had, wordt onmiddellijk gestart met een gecombineerde behandeling met antibiotica. Omdat een besmetting van de moeder niet automatisch tot een besmetting van de baby leidt, wordt vervolgens gecontroleerd of het vruchtwater (en dus de baby) ook besmet is. Deze controle houdt ook een zeker risico in voor de baby. Afhankelijk van de resultaten kan de behandeling vervolgens aangehouden of stopgezet worden.
Het is nog onduidelijk in welke mate de behandeling met antibiotica de baby beschermt tegen de gevolgen van toxoplasma-infectie. Globaal wordt aangenomen dat de gevolgen dan minder ernstig zijn.
Het probleem met de behandeling van een toxoplasmose tijdens de zwangerschap is dat de infectie bijna nooit symptomen veroorzaakt bij de moeder. Ze verloopt onopgemerkt met als gevolg dat men steeds achter de feiten aan loopt. Het is meestal niet mogelijk om reeds van zeer kort na de infectie te beginnen behandelen. Met de behandeling kan men bijgevolg alleen trachten de schade te beperken vermits voorkomen vaak niet meer mogelijk is.
Normaal wordt er aan het begin, en liefst zelf nog voor de zwangerschap een test uitgevoerd om te kijken of de moeder immuun is en daarna nog eens tijdens de laatste maand
Soms verraadt een echografie dat er iets mis is met de foetus aan de hand van ziektetekenen, zoals kalkafzetting in de hersenen, een vertraging van de groei, te kleine schedel of een waterhoofdje, vervormingen aan het hart, een vergrote lever, buikvochtopstapeling of een verdikte moederkoek. Als bij een tussentijdse echografie blijkt dat de baby al sterke afwijkingen vertoont ten gevolge van de infectie’, wordt soms een zwangerschapsonderbreking overwogen.
PREVENTIE WERKT
De belangrijkste bescherming tegen toxoplasma komt momenteel van een aantal vrij eenvoudige preventieve maatregelen (zie kader). Deze maatregelen moeten aan iedere zwangere zonder antistoffen meegedeeld worden, mondeling goed uitgelegd worden en liefst wordt hen ook een klare tekst meegegeven. Dat deze maatregelen wel degelijk zin hebben, blijkt uit een recente langlopende VUB-studie waarbij duizenden zwangere vrouwen gevolgd werden.
Tussen 1979 en 1982, toen vrouwen niet gewaarschuwd werden, liepen meer dan 14 op 1000 (1.43%) een toxoplasmabesmetting op tijdens hun zwangerschap.
Tussen 1983 en 1990 kregen vrouwen tijdens de eerste zwangerschapsconsultatie een lijst met aanbevelingen over hoe een besmetting te vermijden. Het aantal infecties daalde daardoor naar iets meer dan 5 op 1000 vrouwen (0.53%)
Vanaf 1991 kreeg elke vrouw een document met hygiënische raadgevingen waarop de ziekte uitvoerig toegelicht werd. Daarbovenop bracht de vroedvrouw bij de prenatale voorbereidingen halfweg de zwangerschap de aanbevelingen nog eens IN HERINNERING. Het aantal infecties daalde sindsdien naar bijna 1 op 1000 (0.09%).
WACHTEN OP VACCIN
Een vaccin zou het mogelijk maken om vrouwen die kinderen wensen en die nog geen antilichamen bezitten tegen toxoplasmose toch te beschermen tegen deze parasiet. Momenteel bestaat er nog geen vaccin tegen toxoplasmose voor mensen. In Nieuw Zeeland en Australië vaccineert men schapen omdat toxoplasmose bij deze dieren vaak spontane abortus veroorzaakt. Hiervoor gebruikt men een vaccin dat een kunstmatig verzwakte parasiet bevat. Voor mensen is zo’n vaccin te risicovol. Aan het Belgisch Instituut Pasteur test men een experimenteel vaccin dat de infectie alvast bij sommige muizenstammen gedeeltelijk lijkt tegen te houden. Er is echter nog veel onderzoek nodig voor dit vaccin bij mensen kan getest worden.
PREVENTIEVE MAATREGELEN
Enkele eenvoudige maatregelen beperken het risico op een toxoplasmabesmeting.
Was steeds de handen na contact met vlees, grond, onzuiver water, katten of honden
Eet geen rauw of niet doorbakken schapen,- varken- of rundsvlees of wild
Vlees moet bij de bereiding steeds tot minstens 60° verwarmd worden en tot het van een vleeskleur verandert in een bruine kleur
Was groenten en fruit grondig voor ze op te eten
Wat men moet doen met de kat in huis is minder duidelijk. Het is immers best mogelijk dat de kat niet besmettelijk is. Jonge katten lopen in theorie een groter risico op infectie en zijn daarna enkele weken erg besmettelijk, maar het voortdurend binnen houden van een jonge kat om een besmetting te voorkomen, is niet altijd mogelijk.
Jonge vrouwen die nog géén kat hebben en kinderen willen, doen er alvast goed aan voorlopig geen kat in huis te halen tot de kinderwens vervuld is
Werken in de tuin kan, maar liefst met handschoenen aan. Was ook steeds de handen nadien.
Ga er bij de aanwezigheid van zwerfkatten in uw tuin van uit dat deze katten en ook uw tuinaarde besmet zijn met toxoplasma.